Jos Delbeke – DG Climate Action Europese Unie

Jos DelbekeJos Delbeke is directeur-generaal van het ‘ climate action’ programma van de Europese Unie.

Beste Lezer, voor u aan deze tekst begint, best eerst even de algemene inleiding op deze interviewreeks lezen...

Verantwoordelijkheden

Het Directoraat Generaal (DG) Climate Action is een multiculturele DG waar ik verantwoordelijk ben voor ongeveer 250 mensen, komende uit de verschillende lidstaten. Het DG ontwerpt het interne klimaatbeleid van de Europese Unie.

In naam van Europa doen wij de internationale onderhandelingen en participeren we op de jaarlijkse klimaatconferentie.

Ontwikkelen van nieuwe normen

Eén van onze sterdossiers is het beleid rond de uitstoot van auto’s. Wij werken daar de normen voor uit, auto’s die daar niet aan voldoen mogen in Europa niet verkocht worden.

Op wereldvlak zijn wij in Europa de meest performante, zowel van klassieke uitstoot (bvb fijn stof) als in CO2. Momenteel implementeren we de Euro VI norm.

Luchtvaart

Per 1 januari 2012 dienen alle vliegtuigen die in Europa landen en vertrekken CO2-certificaten kopen. De Amerikanen en de Chinezen zijn kwaad, we moeten het waarom uitleggen, hen het systeem inpraten. Dat lukt de ene dag al beter dan de andere.

Niet abrupt werken

De uitstoot van vliegtuigen is gigantisch, de verwachtte groei tussen nu en 2050 is 700%. Daar moet je iets aan doen, maar wel geleidelijk: als je te radicaal van start gaat krijg je enorme reactie. Als je een systeem hebt dat je geleidelijk aan opbouwt en dat goed uitlegt, dan kom je er wel.

Emissiehandel

Voor grote CO2 vervuilers hebben we de emissiehandel uitgewerkt: we zetten een prijs op de uitstoot van CO2. Vanaf 2013 werden de certificaten in een veilingsysteem op de markt gebracht, je moet zorgen dat je een register hebt, zodat monitoring en controle mogelijk is.

Door een prijs te zetten op de uitstoot van CO2 krijg je een economisch principe. Dat is nodig, want je bezuinigt enkel op iets wat niet gratis is. Momenteel is het een handel ter waarde van honderd miljard euro per jaar die wereldwijd aan het uitdijen is.

CO2 emissiehandel werkt

In Europa is de uitstoot van de gecontroleerde sector goed gelukt:, de vervuiling van de grote ondernemingen is ongelooflijk naar beneden gegaan. Om te kunnen besparen hebben bedrijven daar ingenieurs en economici opgezet, grote bedrijven zoals cementfabrieken of staalsmelters recruteren er mensen voor .

Zoals Michaël Braungart zegt: je moet het doen met de ethiek in het achterhoofd maar uitwerken via een economisch principe, anders werkt het niet.

Trendsetter

De rest van de wereld kopieert ons: de Euro IV & V norm voor auto’s wordt met vertraging bijna overal in de wereld ingevoerd. De Chinezen implementeren momenteel Euro V: om deze te doen werken is een verbeterde kwaliteit van benzine nodig, het zijn niet enkel de motoren die dienen aangepast te worden.

In Europa zijn we met die emissiehandel begonnen zonder te wachten op wat de anderen doen. In China beginnen ze mee te doen, de eerste wetten zijn er aangenomen. Australië doet mee, in Korea zijn ze er aan bezig. Wat Amerika van plan is zullen we nog wel zien.

Mijn medewerkers zijn regelmatig in China om te helpen, want zo een systeem uitwerken neemt veel tijd in beslag en wij hebben de ervaring .

Europa is koploper

Ik denk dat wat we doen één van de weinige domeinen is waar Europa vooruit loopt. We werken aan de organisatie van de samenleving via een reglementaire aanpak, en we doen dit zodanig goed dat de rest van de wereld komt vragen hoe we dat doen.

Geen grondstoffen

In Europa zijn er rijke lidstaten (bv. Zweden en Duitsland) en arme lidstaten (bv. Roemenië, Bulgarije). Je hebt ook een heel diverse levenswijze: mensen die stedelijk wonen, mensen die landelijk wonen; je hebt de Noordelijke gebieden, de Mediterrane gebieden. Je moet reglementering maken die daar rekening mee houdt en waar alles aan elkaar hangt. Dat is ons voordeel aan het worden t.o.v. de rest van de wereld. En dat is nodig, in Europa hebben we geen grondstoffen.

Gelijkenis met China

Er zijn filosofische gelijkenissen met de Chinezen: zij weten ook dat energie en grondstoffen schaars zijn. Dat besef is er in Amerika niet, zij leven nog in de illusie dat er voldoende is, dat je via ‘koloniseren’ aan grondstoffen kan geraken.   We zouden normaal dichter bij de Amerikanen moeten staan dan bij de Chinezen,

In China hebben ze begrepen dat ze iets moeten doen aan de luchtkwaliteit, de rijkste Chinezen vluchten naar het buitenland waar er nog zuivere lucht is.

Werken in cycli

Een cyclus van wetgeving loopt gemakkelijk tussen de 5 en de 10 jaar. Eerst heb je de vaststelling van het probleem, bv. CO2, broeikas, de klimaatwijziging. Dan komt de fase van het screenen en brainstormen: welke oplossingen bestaan, welke ga je toepassen. Dan leg je contacten met de stakeholders om iets uit te werken. Op het einde maken we daar dan een wet van die je moet proberen gestemd te krijgen.

Screenen

Je kan wel 30 maatregelen opsommen, maar de bevolking kan er geen 30 slikken: je kan er maar één tegelijk invoeren. Onze economen berekenen de kosten en baten uit op vlak gezondheid en milieu, aan de hand daarvan prioriteren we de maatregelen. Dit proces duurt makkelijk 2 à 3 jaar.

Stakeholderconsultatie

Nadien volgt de fase van de stakeholderconsultatie: als je iets uitwerkt rond auto’s, dan moet de autonijverheid erbij betrokken worden, alsook de vakbonden en de milieubeweging. Daar steken we veel tijd in: uitleggen wat het probleem is, zeggen wat we willen doen en veel luisteren: zo construeren we een heel genuanceerd verhaal.

Overtuigen

Je moet je stakeholders meehebben, niet tegen, ook al kan je niet iedereen meehebben. Je moet kijken naar diegenen die je wél kan meehebben, sowieso is er een generatieprobleem: je hebt ouderen die niet te overtuigen zijn, die anti-milieu en anti-verandering zijn.

We moeten de bedrijven laten inzien dat we ze een potentieel voordeel geven. Toen we met onze eerste autoreglementering kwamen, was de industrie tegen: volgens hen was dit het einde van de auto-industrie in Europa.

Sociaal contact

We brengen de ingenieurs bijeen op een seminarie, daar heb je niet alleen de formele momenten, maar ook de gelegenheid om samen te eten en te praten. Dan heeft rang of stand geen belang: iedereen praat met iedereen.

In het voorbeeld van de auto-industrie waren alle ingenieurs eerst absoluut tegen. Als je aan de bar vraagt hoe het komt dat zo een competente mensen het niet zien zitten, dan komen de échte verhalen: persoonlijk zijn ze er niet tegen, maar de budgetten gaan vooral naar het onderzoek voor formule 1 wagens.

Je krijgt dus twee boodschappen: ze kunnen het aan, maar ze moeten de mogelijkheden krijgen.

Draagvlak creëren

Dan komt het erop aan om voor die ideeën een maatschappelijk te creëren draagvlak en beginnen we te werken met journalisten, organiseren we persconferenties, … Milieu moet breed gedragen worden.

Wetgeving gestemd krijgen

Als dit rond is moet je de wetgeving gestemd krijgen, je moet een meerderheid in het parlement zien te vinden, dit in alle lidstaten. Op dit moment moeten we in een heel andere rol kruipen: de wetgeving toelichten, speeches geven.

Je moet de grote middenmoot zien mee te krijgen, je hebt nooit iedereen mee, voor de donkergroenen is het nooit goed genoeg.

In de laatste rechte lijn moet je tactisch zijn, soms blufpoker spelen en de laatste die tegen is met zachte of harde dwang over de streep trekken.

Een goed argument verkoopt zichzelf

Als je met je zaak bezig bent, dan worden de domste argumenten tegen u gebruikt . Je moet dus goed voorbereidend werk doen, en zelf goede argumenten vinden. Goede argumenten verkopen zichzelf, en dat diepgaand voorbereidend werk heb ik ingevoerd. Onze wetenschappers, de economisten, de ingenieurs bekijken de sterke en zwakke elementen van een voorstel. Onmiddellijk bekijken ze waar je compromissen kunt inbouwen, dit dien je te doen vooraleer je aan een wetgeving begint.

Nieuwe sector

Op de emissiehandel is kritiek gekomen, terecht, maar dat hadden we voorzien. Vanaf 2013 worden de certificaten via een veiling verkocht, we konden dat niet eerder invoeren.

We moeten stapsgewijs werken, ons zelf eigen maken met de materie: de milieusector is een nieuwe sector. Het is doenbaar, je moet gewoon niet hopen dat je elke dag evenveel binnenhaalt. Nu is het crisis, en iedereen zit meer in met zijn geld, zijn job, de banken.   Er is veel werk aan de winkel, maar we kunnen moeilijk dingen bereiken omdat er andere prioriteiten zijn.

Competitive advantage

Je ziet meer en meer bedrijven die door het ontwikkelen van producten in de duurzame sector een competitive advantage hebben. Dit is een resultante van ons beleid.

Een klassiek voorbeeld hiervan is de windenergie waarin we wereldleider zijn. Dit niet enkel omdat we de grootste capaciteit hebben, ook de technologie wordt in essentie door Europa gedreven. We zien investeringen van grote consultancy bedrijven zoals General Electric, Siemens, EBB. Je ziet hetzelfde ontstaan voor waterbehandeling, voor afvalverwerking, …

Sommige bedrijven hebben het begrepen en er hun core-business van gemaakt . Het mooiste voorbeeld in Vlaanderen is Umicore, de oude Union Minière. Waarschijnlijk was dit het meest vervuilende bedrijf van Vlaanderen, nu is het één van de grote spelers in speerpuntsectoren zoals recyclage van elektronicamateriaal.

Energiebesparing/energiezekerheid en klimaat liggen heel dicht bijeen, wij in Europa maken daar de combinatie via technologische innovaties van. In de sector van hernieuwbare energie zijn serieus wat jobs gecreëerd, meer dan in de staalindustrie.

In België, zeker in Vlaanderen, zijn we goed bezig met het uitbouwen van de groene economie. De faculteiten aan de KULeuven mogen dan wel klassiek gestructureerd zijn, in de verschillende faculteiten zijn ze goed bezig. Ook in het industriepark van Haasrode is veel beweging, daar vestigen zich research intensieve bedrijven, waarbij één op drie bezig is met grondstoffen, milieu en energie.

Emotionele intelligentie

Als je aan het onderhandelen bent, dan moet je werken aan de kwalitatieve kant van je interacties: iedereen tracht dingen binnen te halen en je moet trachten te achterhalen waarom iemand neen zegt. Je moet dingen heel goed kunnen aanvoelen en verwoorden.

Open managementstijl

In mijn departement werken veel jonge mensen, ik hanteer een heel open management stijl. Iedereen mag zijn ding doen mits een aantal basisregels: respect hebben voor elkaar en goed werk leveren.

De belangrijkste plek in mijn bureau is mijn tafel, als mensen een nieuw idee hebben, dan brengen we een aantal mensen rond de tafel en discuteren we daar over.

Je moet creatief kunnen denken en heel praktisch zijn. Je moet voortdurend kunnen schakelen. Ik heb prachtige medewerkers, als manager moet ik ze regelmatig kalmeren om ze te behoeden voor burn out.   Als je je overmatig inzet, en je krijgt een slag in je gezicht, dan moet je kunnen terugkomen. Het is niet als je een keer een tegenslag hebt, dat je uw armen kunt laten zakken en in een hoekske zitten: je moet kunnen incasseren.

Dat is één van mijn belangrijkste taken: jongen mensen aanmoedigen en zeggen dat ze moeten oppassen. Klaarstaan om ze op te vangen als iets niet lukt.

Bij een tevredenheidsenquête van het personeel van de Europese unie (we zijn in totaal met 25000) is mijn departement er als eerste uitgekomen. Daar ben ik fier op.

Een tikklok gebruiken we niet in mijn DG, dit in tegenstelling met sommige andere departementen. Het gebeurt wel dat iemand zijn laptop ’s avonds opendoet nadat de kinderen in bed zitten om een dossier af te werken.

Als mensen in het buitenland zijn voor een missie, dan druk ik hen op het hart dat ze daar niet langer moeten blijven dan nodig, ze zijn daar om te werken, niet om te ontspannen.

Rotating Management Plan

Mijn mensen klagen wel eens over hoge werkdruk: er is altijd veel te doen en als je een beetje ambitieus bent, pak je veel dingen aan.

In zo een grote administratie zijn er mensen die zich verliezen, die door alles en nog wat geappelleerd worden: de email, de vergaderingen. Maar wat is het fundament?

Daarom werk ik met een rotating management plan: elk jaar bepalen we voor iedereen de hoofdzaak is en wat de bijtaken zijn en wanneer er resultaten moeten liggen.

Ondernemerschap

Niettegenstaande dat het een vrij logge administratie is kan je hier ondernemerschap ontwikkelen. Je moet uw punt maken, elk jaar vechten voor personeel en budgetten . Als je kan tonen dat er output is en dat de bredere publieke opinie dit apprecieert, dan kom je er wel uit.

Verbindende motor

Wij proberen de klimaatproblematiek zo goed mogelijk te mainstreamen. Wij gaan daarvoor in contact met de andere DG’s, en bekijken of we samen projecten kunnen doen. Op deze manier kunnen we dingen aansturen, wordt onze DG een verbindende motor tussen de verschillende DG’s en kunnen we projecten een milieutoets geven. Er wordt momenteel veel gewerkt rond een nieuw soort zonnepanelen, we werken er aan de aardappelteelt milieuvriendelijker te maken. Zo zal 30% van de subsidies, van het komende Research&Development budget (80 miljard euro) zal gaan naar onderzoek dat het klimaat ten goede komt

Hoe het begon

De Europese unie is een zeer traditionele instelling. Het is zeer opmerkelijk dat door een verdragswijziging, (het verdrag van Maastricht in 1986, waar een hoofdstuk milieu is toegevoegd aan het verdrag van Rome) was de klik om een Europese milieubeleid op poten te zetten waar je kan werken aan een gekwalificeerde beleidsvorming.

Ik heb in Leuven een doctoraat gedaan in de economie, ik was van die generatie dat er geen benoemingen meer mogelijk waren aan de universiteit wegens een snelle groei. Het was dus snel duidelijk dat ik ergens anders naar toe moest. Ik heb wat rondgekeken en meegedaan aan een examen bij de Europese commissie.

Het was een shock toen ik daar begon, als doctoraatsstudent ben je zowat een eenmansbedrijf. Dan komt je terecht in een zware logge structuur. In zo een structuur kan je slecht vallen, dat was bij mij het geval.   Waar ik terecht kwam was het een echte bureaucratie, ik wou daar niet blijven.

Dat was rond de jaren 1986, ik had uitgemaakt waaraan ik wou werken: de milieuproblematiek, de bevolkingsproblematiek en de internationale uitbreiding naar het Oosten. Ik twijfelde en botste op de directeur-generaal voor milieu tijdens een panelgesprek. Na het debat ging ik met hem praten, Brinkhorst, een heel joviale man. Die zei ‘je hebt economie gedaan, er zijn eigenlijk geen economen in het milieubeleid. Er is zoveel te doen, er moet zoveel berekend worden, al die kosten.’ Hij nodigde me uit om eens met hem te praten en hij bood me een job aan.

De zin voor het milieu komt omdat ik burger ben, ik ben deel van de de eerste generatie die beseften dat de natuur iets eindigs is.

Een van mijn meest ingewikkelde dossiers die ik daar gehad heb was de uitwerking van de REACH norm. Grote chemische ondernemingen mee in je verhaal krijgen is niet eenvoudig, er is een enorme terughoudendheid voor indringers. Eerst moet je kunnen binnenbreken door goeie argumentatie, dan overtuigen en nadien zachte dwang uitoefenen om ze in het systeem te krijgen.

In 2010 is het directoraat ‘climate change’ ontstaan vanuit het Directoraat-Generaal milieu. Ik heb er mensen vanuit de departementen energie, transport en internationale zaken bijgehaald. Op deze manier kunnen we een strategie uitzetten en alle neuzen in dezelfde richting zetten.

Als je in de commissie presteert en dingen realiseert, dan krijg je resources. Dat het zo zou lopen had ik nooit verwacht toen ik onderaan de ladder stond. Er zijn een aantal dingen die mislukken, maar uiteindelijk heb ik het gevoel dat we de kar hebben kunnen trekken.

Mensen die bezig zijn met het milieu, doen dat vaak in hun vrije tijd.  Bij mij is dat mijn beroep.  Het gebeurt dat ik in mijn privé daar even niet mee bezig wil zijn, en dat mijn vrouw het restafval sorteert 😉 .

Franky De Cooman

Met dank aan Mieke De Pril en Evelien De Cooman voor de redactie.

Een gerespecteerd man, maar vooral een verbindend man met frisse ideeën. Zo mogen er meer rondlopen op deze aardkloot!

Plaats een reactie